’s Lands mooiste vogel is weer in het werkgebied waargenomen
Het is misschien wel de mooiste vogel van Nederland, maar krijg hem maar eens in je kijker… Hij is allerminst algemeen, zijn kostuum is meesterlijk gecamoufleerd, zijn leefwijze uiterst teruggetrokken. Geluid maakt hij slechts gedurende een heel klein deel van het jaar; soms duurt de zangpiek minder dan een week. En hij zal alleen maar roepen als het goed weer is! Toch lukt het af en toe om er een te zien. Meestal volstrekt onverwachts, vaak veel te kort, zelden twitchbaar voor anderen en altijd voor euforische momenten zorgend.
In de vogelgidsen staat de Draaihals tussen de spechten, maar in deze familie is hij een buitenbeentje. Hij mist de stijve staartveren die voor deze groep zo kenmerkend zijn en zijn snavel is niet stevig genoeg om bomen aan gort te hakken. Het nest bevindt zich doorgaans in secundaire holtes in verrotte bomen en zijn voedsel, hoofdzakelijk mieren(larven en -poppen), zoekt hij, in tegenstelling tot de meeste andere spechten, juist vooral op de grond. Dat voedsel vindt hij op open plekken of in ruige randjes van bossen op droge bodem.
De Nederlandse broedlocaties van deze vogel liggen geclusterd in twee gebieden: de (zuidelijke en centrale) Veluwe en westelijk Drenthe. Geschikt habitat is ook elders aanwezig, maar andere meldingen van broedverdachte vogels zijn er weinig. De lage trefkans en de heimelijke leefwijze van deze soort spelen hierin ongetwijfeld een rol, evenals de ongeschiktheid van een gebruikelijke broedvogelkartering om het aantal broedgevallen te schatten (trekvogels kunnen roepen, broedvogels zijn vaak juist zwijgzaam en zullen gemakkelijk gemist worden).
Tijdens de trek is de Draaihals algemener en wijder verspreid, getuige bijvoorbeeld het aantal meldingen -ook op niet-broedgeschikte locaties- gedurende de trektijd. De aankomst vindt plaats in de loop van (en meestal in de buurt van half) april; bij dergelijke lastig waar te nemen soorten valt natuurlijk te betwijfelen of de eerst waargenomen ook daadwerkelijk de eerst aangekomen vogels zijn. Voor najaarstrek is met name augustus een goede maand.
Dat Draaihalzen dan algemener zijn -en minder kritisch in hun biotoopkeuze- kan worden beaamd door de nodige Nijmeegse vogelaar die de soort heeft kunnen toevoegen aan zijn ‘tuinlijst’. Ook de ringgegevens van bijvoorbeeld het ringstation van de Ooijse Graaf bevestigen dat Draaihalzen dan meer aanwezig zijn dan ze worden waargenomen. Ze worden daar (tot wel drie of vier exemplaren op een dag!) gevangen zonder dat er geluid van de soort wordt afgespeeld in een net dat gespannen is in een rietveld (dat beschouwd kan worden als de tegenpool van hun broedlocaties) of de directe omgeving ervan. Een ringvangst is dus met recht een pure toevalstreffer te noemen.
Het woord ’toeval’ heeft betrekking op vrijwel elke Draaihalsontmoeting. Inmiddels zijn de eerste najaarswaarnemingen van 2016 weer gedaan; de Ooijse Graaf heeft al twee vogels mogen bijschrijven en ook op het zweefvliegveld van Malden is een prachtige Draaihals waargenomen. Wees erop bedacht dat hij kan zitten waar jij loopt. Volg een wegschietende bruine vogel iets langer dan de gebruikelijke fractie van een seconde en stop pas als je erachter bent wat het was. Voorkom dat je er een mist door simpelweg te snel weg te kijken. Gun jezelf een Draaihals!