Oude Waal en Groenlanden
De Oude Waal en de Groenlanden vormen samen met aanliggende terreinen wellicht het belangrijkste moerasgebied van het werkgebied. Het bestaat uit een buitendijkse oude strang van de Waal (Oude Waal) met de aangrenzende rietlanden van de Tiengeboden en een binnendijks gebied (Groenlanden) dat bestaat uit een cluster van voormalige kleiputten en een verhoogd terrein van een voormalige steenfabriek (Paardenwei). Belangrijke broedvogels in het gebied zijn de Blauwborst, Waterral, Porseleinhoen (onregelmatig), Zomertaling, Grauwe Gans, Kleine Karekiet en Bosrietzanger. In het gebied huist ook een kleine populatie geherintroduceerde Bevers. In het gebied zijn in het verleden ook zeldzaamheden als Kleinst Waterhoen, Roodkopklauwier, Dwergooruil en Noordse Nachtegaal waargenomen.
De seizoenen en vogels in het gebied van de Oude Waal
Winter
De Oude Waal is door verregaande verlanding een zeer ondiepe plas geworden. Hierdoor vriest reeds na een korte periode van vorst de Oude Waal dicht en is dit in de regio een van de eerste plekken waar schaatsers op natuurijs worden gezien. De winter is in het gebied het rustigste seizoen van het jaar. Op de weilanden rondom de Groenlanden en de Oude Waal zijn veel Kolganzen en Grauwe Ganzen te vinden. De Grauwe Ganzen zijn voor een groot deel standvogels. Bij de overwinterende eenden overheersen de Smient, Wintertaling, Kuifeend, Tafeleend en Wilde Eend. Verder kunnen kleine aantallen Nonnetjes, Brilduikers en Grote Zaagbekken worden gezien. In de Groenlanden zijn in de winter relatief weinig (zang)vogels aanwezig. Natuurlijk zijn echte wintergasten als Koperwiek en Kramsvogel te vinden naast de algemene standvogels. De grens tussen de winter en het voorjaar wordt bij de Oude Waal en in de uiterwaarden meestal gemarkeerd door het hoge water. Dit hoge water wordt deels veroorzaakt door het smelten van veel wintersneeuw in de Alpen, maar anderzijds ook door het met water verzadigde achterland. In de winter regent het relatief veel en is de verdamping minimaal. De eerste tekenen van het aankomende voorjaar zijn dan terugkomst van de Kievit, Bergeend en Scholekster na een vorstperiode.
Groenlanden. Foto: André den Ouden
Lente
In de lente begint het waterpeil meestal te zakken en verdwijnen langzaam de echte wintergasten zoals de Grote Zaagbek, het Nonnetje en de Waterpieper. De eerste zomergasten die arriveren zijn vogels zoals de Blauwborst, Tjiftjaf, Grutto en de Zomertaling. Sommige soorten zoals de Pijlstaart en de IJslandse Grutto verschijnen in het gebied alleen als doortrekker. Veel vogelsoorten die wel in het gebied broeden zijn in het begin van de lente in grotere aantallen aanwezig dan dat ze er broeden.
Met name bij de Oude Waal zijn in het voorjaar grote aantallen vogels aanwezig. Soms hangt er tijdelijk in het gebied een Visarend of Zwarte Wouw rond alvorens door te trekken. ’s Nachts kan met wat geluk de Steenuil en Waterral gehoord worden in het gebied in het begin van het voorjaar. Later in de lente volgen de Kleine Karekiet en soms Rietzanger en Porseleinhoen. Met name de rietlanden van de Tiengeboden en het aangrenzende stuk van de Groenlanden bieden een grote variatie aan nachtelijk vogelleven.
Eén voor één keren de zangertjes volgens een vast fenologisch ritme terug in de bosschages van de Groenlanden. Eind april scheren de eerste Gierzwaluwen een tijdje boven de Oude Waal alvorens door te trekken of in steden en dorpen te gaan nestelen. Na de piek van vogelactiviteit van eind mei wordt het langzaam rustiger in het gebied. De Zwarte Sterns beginnen te broeden op de kunstmatige drijfnestjes op de Oude Waal.
Zwarte Stern op nestvlotje in de Oude Waal: Foto: Aart Vink
Zomer
In juni, het begin van de zomer, arriveren de laatste zomergasten zoals de Spotvogel en de Bosrietzanger. Zwoele nachten kunnen voor een kakafonie van geluiden zorgen in de rietlanden rond de Groenlanden. Vanaf de Waalbanddijk is te zien hoe de jonge Zwarte Sterns door hun ouders worden gevoerd op de drijfnestjes die nu door waterlelies omgeven zijn. Eind juni wordt het rustiger. Veel vogelsoorten zijn bezig met broeden en of voeden van de jongen. De vogeltrek is in doodtij beland. Medio juli verschijnen al weer de eerste trekvogels uit het hoge noorden. Een enkele Smient, Watersnippen en Waterrallen zijn te zien bij droogvallende slikranden. De aanwezige eenden trekken hun sombere eclipskleed voor de komende paar maanden aan. In juli en augustus worden regelmatig Wespendieven, Boomvalken en wouwen gezien in het gebied. In augustus begint de vogeltrek richting het zuiden echt aan te trekken. Een grote diversiteit aan steltlopers (Zwarte Ruiter, Kemphaan, Groenpootruiter, Witgat, Oeverloper, Grutto, Wulp) is bij laag water te zien bij de Oude Waal.
Herfst
In het begin van de herfst lopen de aantallen eenden op. Pijlstaarten, Tafeleenden, Kuifeenden, Smienten, Wintertalingen, Wilde Eenden, zijn dan op de Oude Waal te vinden. Een enkel Paapje laat zich in de ruigtes zien op weg naar het zuiden. De Huiszwaluwen en Boerenzwaluwen vliegen hun laatste rondjes over de Oude Waal. Over de dijk trekken bij tegenwind de Boerenzwaluwen, Veldleeuweriken en Vinken laag over. In oktober verschijnen de Grote Zilverreigers, die o.a. in de Millingerwaard hun slaapplek hebben tijdens het winterseizoen. Ook foeragerende Lepelaars zijn in het begin van de herfst te bewonderen. Naarmate de herfst vordert komen de Kolganzen, Toendrarietganzen en Grauwe Ganzen de overwinterende eenden vergezellen. Ook duiken af en toe Nonnetjes, Brilduikers, Grote Zaagbekken en Kleine Zwanen op. Incidenteel zijn soorten als Grote Zee-eend, Topper, Witoogeend, Kuifduiker, Roodhalsfuut en Geoorde Fuut te vinden op de Oude Waal. In de wilgen en populierenbossen van de Groenlanden blijven de jaarvogels achter. De broedende Ooievaars zijn ook nog vaak aan te treffen. Het vaste ritme van de trek hebben ze zich nog niet helemaal toegeëigend.
Leuke combinatie op de Paardenwei januari 2015. Foto: Jolanda Wannet
Lepelaars in de Oude Waal